ik weet niets
De lessen van Socrates bestaan geheel uit dialogen. Het is een spel van vraag en antwoord. Hij spreekt niet alleen zijn leerlingen aan, maar ook elke willekeurige voorbijganger. Het uitgangspunt van Socrates bij het begin van een gesprek is eenvoudig: hij beweert dat hij maar een ding weet, namelijk dat hij niets weet. Met die stelling keert hij zich tegen de sofisten, rondreizende leraars die beweren heel veel te weten en heel goed te kunnen onderwijzen, en daar ook veel geld voor vragen.
verwarring
Eerst stelt hij een onschuldige vraag en daarna vraagt hij steeds verder. Want elk antwoord dat hij krijgt, is voor hem een aanleiding om nieuwe vragen te stellen. Net zo lang tot hij een filosofische vraag kan stellen, zoals wat is deugd?, waar is de waarheid?, wat is de beste staatsvorm? Eerst wekt hij de indruk dat zijn gespreksgenoot de meerdere van hem is en Socrates zelf de onwetende. Maar op den duur voelt ieder zich door al die vragen in het nauw gedreven. Dat is juist het gevoel dat Socrates met zijn vragen wil opwekken. In het Grieks wordt dat elenchus of verwarring genoemd. Dat gevoel van jezelf tegenkomen is het begin van het opbouwen van ware kennis. Want dan houdt de kennis op die je van buitenaf hebt ontvangen en begint het inzicht van binnenuit. Toch is het zo dat heel veel mensen vinden dat ze kennis van iets hebben zonder over echt inzicht te beschikken.
inzicht
Socrates zegt dat inzicht de enige juiste vorm van kennis is. Een voordeel van weten dat je (nog) niet weet is dat je altijd blijft speuren, onderzoeken en vooral: dialogeren. Want dialogeren wil zeggen: meewerken aan het zoeken naar waarheid. Als je beweert het allemaal al te weten, dan hoef je immers niet meer te speuren.